Voor het eerst zal in Breda de eerste termijn van de jaarlijkse begrotingsbehandeling schriftelijk worden behandeld. De partijen reageren in die termijn op de door het college van B&W opgestelde begroting voor 2001. Op donderdag 9 november vanaf 19.30 vindt op het Stadhuis de tweede termijn plaats. Het college geeft antwoord op de vragen en de partijen krijgen de gelegenheid daarop èn op elkaar in te gaan. Hieronder de schriftelijke eerste termijn van GroenLinks.

De GroenLinksfractie gaat er van uit dat de begroting 2001 de laatste inhoudelijke begroting is die deze raad nog te behandelen krijgt. Immers, naar redelijke verwachting zal de raad in de begroting 2002 de nieuwe raad, die in april 2002 aantreedt, niet voor de voeten willen lopen. Dit is het moment om terug te blikken op deze raadsperiode, en vooruit te kijken naar de toekomst.

Bij de presentatie van het programakkoord in april 1999 heette het nog:

"Zodoende kan de komende periode meer tijd en inspanning worden besteed aan de uitvoering van beleid en minder aan de opstelling van nieuw beleid,..."

Lezen we de toelichting in de Nota van Aanbieding bij de begroting 2001, dan vallen ons 2 dingen op:

  • allereerst grijpt de begroting terug op de in 1999 door de meerderheid van deze raad vastgestelde Stadsvisie;
  • verder loopt de begroting vooruit op een meerjarig inzicht van bestedingen die een termijn van 10 à 15 jaar belopen.

Door de toelichting wordt de discussie feitelijk doodgeslagen. Alles is al beslist, of gaat zich pas afspelen in een zodanig verre toekomst dat het debat hier en nu tot een formaliteit wordt bestempeld.

Wat is nu de positie van de Raad ? Die vraag is mede relevant in het licht van het Elzingadebat, waarop de Raad zich het komende anderhalf jaar nog kan stukbijten. In de hierboven weergegeven chronologie is de Raad al in april 1999 weggezet als louter controlerend orgaan, belast met het afhameren van uitvoeringsbesluiten van het college. In het debat over de Stadsvisie werd toch vooral benadrukt dat het ging om het halen van de tijdsplanning van 1 november 1999, omdat anders het convenant met het rijk (lees een leuke zak geld) aan onze neus voorbij zou gaan. Nu we dit convenant eenmaal hebben grijpt het college qua ambitieniveau terug op dit convenant, waarbij de indruk wordt gewekt dat de Raad zich voor de komende periodes tot over 10 à 15 jaar heeft vastgelegd.

Er valt eigenlijk niks meer te kiezen!!

De logische consequentie is dat de Nota van Aanbieding zo droog is als gort. Het is natuurlijk een kwestie van appreciatie of begrotingen überhaupt smakelijke kost opleveren, maar zo inspiratieloos als dit verhaal hebben wij zelden een begroting meegemaakt.

Bij de behandeling van de Stadsvisie in oktober 1999 constateerde de GroenLinksfractie een tweetal belangrijke knelpunten, waar het in de Stadsvisie aan ontbrak:

  • de onuitgesproken groeigedachte in relatie tot duurzame ontwikkeling;
  • de toename van welvaart in tegenstelling tot verharding van de armoedeproblematiek.

Groen en Links dus! Ten aanzien van beide onderwerpen ontbreekt het aan een visie op de lange termijn, zodat het geen verwondering wekt dat géén der onderwerpen in deze begroting behoorlijk is uitgewerkt.

Om de koe eens bij de horens te vatten: sinds de bestuurlijke herindeling heeft Breda een omvangrijk buitengebied. Eén van de problemen aldaar is de afkalvende boerenstand. De uitdaging voor de centrumgemeente Breda is derhalve om een beleid, ook ten aanzien van het buitengebied te ontwikkelen, dat vooruitloopt op de ontwikkelingen op het gebied van landbouw en veelteelt die vooral onder Europese invloed plaatsgrijpen. De vragen die aan de orde zijn liggen voor de hand:

  • wil Breda verdere verstening?
  • wordt het natuurgebied uitgebreid?
  • moeten de overblijvende boeren groot- of kleinschalig opereren en hoe past de toekomst van de biologische landbouw daarin?
  • vinden wij dat er plaats is voor glastuinbouw ('verglazing')
  • hoe verhoudt zich dit tot de Randstad?

Uitgangspunt zou wat ons betreft moeten zijn dat boeren en milieu noodgedwongen met elkaar moeten optrekken en dat van de nood een deugd moet worden gemaakt. Wanneer wij niet op redelijk korte termijn een visie ontwikkelen op dit punt raken wij de invloed op de regionale ontwikkeling kwijt. Autonome (markt) ontwikkelingen krijgen daarbij misschien een kans terwijl de vraag naar de wenselijkheid het nakijken heeft. De provincie heeft een visie opgesteld over de vraag hoe om te gaan met het buitengebied. Van de gemeente mag minstgenomen verwacht worden daar een standpunt over te hebben.

Met het voorgaande hangt samen de vraag in hoeverre woningbouw in het buitengebied nog wenselijk of toelaatbaar is: het buitengebied staat onder druk, gelet op het feit dat de VINEX-lokaties vooral zijn gepland aan de randen van de stad; nu al wordt rekening gehouden met grote nieuwbouwwijken in het gebied tussen Bavel en Dorst. Waarom niet eerst gekeken of het concept van de 'compacte stad' kan worden toegepast? Dat vereist wel dat eindelijk eens zorgvuldig wordt onderzocht of er binnenstedelijke locaties zijn waar gebouwd kan worden, en of hoogbouw daarbij mogelijk is. De Poort van Breda bewijst dat hoog niet lelijk hoeft te zijn! GroenLinks mist bij dit college de politieke bereidheid om actief te werken aan binnensteeds bouwen, met alle consequenties van dien voor het buitengebied.

Het tweede punt in deze relatie (groei versus duurzaamheid) is een onderwerp waar GroenLinks op blijft hameren. Het gaat dan om de toekomst van verkeer en vervoer, de economische ontwikkeling, bereikbaarheid, etc. etc. maar dat alles in relatie tot duurzame stadsontwikkeling. Met het grootste gemak wordt keer op keer teruggegrepen op de nota 'navigeren in parkeren' van begin jaren '90, alsof we inmiddels niet al weer 10 jaar verder zijn. Alles wat zich op dit terrein afspeelt wordt vertaald als een autonome ontwikkeling, met louter beheersproblemen als gevolg. Die 'waarheid' kan vroeg of laat geen stand houden. Er liggen keuzes ten grondslag aan de problemen die ontstaan, en dus ook aan de oplossingsrichting. Wat losse uitspraken of vragen:

  • Bereikbaarheid van de binnenstad is prima maar een hoogwaardig perifeer voorzieningen-niveau ook; kortom zorg ook buiten de binnenstad voor een aantrekkelijk winkelaanbod.
  • Bereikbaarheid: prima, maar hoe? Ontwikkelingen over andere vormen van bereikbaarheid moeten nu ingezet worden. Als straks alle verkeer vastgelopen is is het te laat.
  • Park-en-pendel: wanneer het een goede tijdelijke oplossing is voor de werkzaamheden aan de WestFlank, waarom dan niet daarna?

  • Grootschalige parkeervoorzieningen in de nieuwe stationsomgeving staan haaks op rijksbeleid, op een beleid van terugdringing van de automobiliteit, maar vooral op de bevordering van de leefbaarheid in de binnenstad van Breda.
  • Doelstelling op gebied van economische ontwikkeling en werkgelegenheid mist een relatie met duurzaamheid (bijvoorbeeld welk soort bedrijven/productie maar vooral de bereikbaarheid van bedrijventerreinen! Overigens mist dit onderdeel ook belangrijke sociale componenten, te weten: werkgelegenheid voor wie (hooggeschoolde import of laaggeschoolde autochtonen (Nederlands of van elders))? voldoende betaalbare kinderopvang en waar?
  • Ten aanzien van stedelijke ontwikkelingen in het buitengebied blijven de vragen van verkeer en vervoer knelpunten. Teteringen N.O. nog géén oplossingen. In Amersfoort heeft de rechter de bouw op een Vinex-locatie stilgelegd omdat er geen deugdelijk plan was voor de verkeersafwikkeling. Toekomstige plannen ten noord-oosten van Bavel kunnen overigens dezelfde problemen opleveren!
  • Hoogwaardige Openbaar Vervoerverbinding (HOV) gaat als hot item zijn 2e lustrum in terwijl zelfs een begin van een invulling ontbreekt!! Hoe zit het met ons idee (en uw toezegging!) om vervoer over water Breda-Oosterhout serieus te onderzoeken?

Het bovenstaande is slechts een kleine greep uit de problemen waarmee de GroenLinksfractie het college en de coalitie constant confronteert. GroenLinks wil hier andere keuzes maken, maar ziet ook de noodzaak van het maken van andere keuzes. Het huidige beleid is er een van 'pappen en nathouden'. Daarmee doorgaan loopt absoluut in de toekomst vast. Het in de wind slaan van de genoemde problemen is funest voor de leefbaarheid van de stad. Cruciaal in deze beoordeling is de vraag of Breda moet doorgaan in de 'autonome groei' of dat er grenzen aan de groei zijn. Dat antwoord heeft de stadsvisie nog niet gegeven. Hier ligt dus nog een uitdaging voor de raad!

Sociaal beleid
In zijn algemeenheid kan de GroenLinksfractie tevreden zijn met het sociaal beleid van onze gemeente. Dat neemt niet weg dat in de Stadsvisie werd geconstateerd dat er sprake is van een groeiende tweedeling in Breda. Er vanuit gaande dat de gehele raad dat onwenselijk vindt (behalve de VVD?) moet derhalve een visie ontwikkeld worden over de wijze waarop dit probleem wordt aangepakt. In de bevlogenheid van de portefeuillehouder sociale zaken komen wij die betrokkenheid nog wel tegen. Maar bevlogenheid moet natuurlijk wel worden vertaald in beleid. Wij missen dat beleid. Wat te denken van:

  • de schaamteloos gepropageerde toename van het aantal huishoudens met midden en hogere inkomens met 7.5% (pag. 11. N.v.A.)?
  • de keuze om alleen te bouwen voor hogere inkomens (wethouder R.O.)?

Er wordt een keuze gemaakt voor de kapitaalkrachtige burgers, ten koste van de Bredanaar met een kleine portemonnee. Willen wij ons ontwikkelen als het Haagje van het Zuiden, of willen wij erkennen dat Breda zich heeft ontwikkeld tot een stad met grootsteedse problematiek waarop ook wij antwoorden moeten bedenken? Een ontkennend antwoord houdt de ontwikkeling overigens niet tegen.

Het districtsgewijs werken is in de visie van het college nog steeds een belangrijke pijler voor de ontwikkeling en uitwerking van het welzijnsbeleid. Toch blijkt ons dat het districtsgewijs werken stagneert, en dat de districtsplannen achter blijven. Het districtsgewijs werken lijkt niet meer te zijn dan een ambtelijke deconcentratie. Invloed en betrokkenheid van burgers blijft achter. Het is met name hier dat de communicatie met de burgers stagneert, en in het recente verleden tot ernstige conflicten aanleiding gaf. De GroenLinksfractie ondersteunt nog steeds de Regels van het Spel. Wij kunnen ons echter niet aan de indruk onttrekken dat de geest van de Regels een andere is dan de uitwerking van alledag. Wij vinden dat er op zeer korte termijn een evaluatie van het districtsgewijs werken moet komen, en dat zonodig de werkwijze herijkt moet worden. Het belang daarvan wordt onderstreept door het feit dat zowel het subsidiebeleid als het accomodatiebeleid in sterke mate afhangt van het welslagen van het districtsgewijs werken.

In het kader van deze begrotingsbehandeling willen wij de aandacht opeisen voor de dak- en thuislozen. In toenemende mate blijkt sprake te zijn van burgers die de boot missen; er is sprake van psychische of psychiatrische problematiek, van armoede, van verslaving; kortom van problematiek waarbij de institutionele zorginstellingen niet die opvang kunnen bieden waar deze vaak meervoudige problematiek om vraagt. Pas zodra zich excessen voordoen in de sfeer van de openbare orde en veiligheid reageert de samenleving. Voor het overige is sprake van onzichtbare en vergeten problemen. In Breda is dat niet anders. De maatschappelijke opvang klopte dit voorjaar bij ons aan om de problemen te etaleren. Er blijkt sprake te zijn van een gebrek aan visie en daadkracht. Inderdaad lezen wij in de Nota van Aanbieding dat het probleem zich verengt tot een probleem van de openbare orde. Verder wordt de komst van het Leger des Heils naar Breda bejubeld, waarbij wordt vergeten dat deze instelling zich voornamelijk op de opvang van ex-gedetineerden gaat richten. De problemen waarmee de maatschappelijke opvang kampt zijn groot. Er is sprake van bezuiniging, stijging van kosten, knokken om de tijdige betaling van subsidie etc. De gemeente, die wel ten laste van het budget de ambtelijke steun moet bieden, onderneemt echter niets: geen visie, geen steun, niets. Nota bene een zorgconferentie over dit onderwerp wordt binnenkort door Oosterhout georganiseerd, omdat Breda zijn verantwoordelijkheid als centrumgemeente niet waarmaakt.

In het jaar waarin de begroting voor de eerste keer (en voorlopig de laatste keer) het bedrag van 1 miljard overschrijdt, vindt de GroenLinksfractie dat op dit onderwerp extra initiatieven moeten worden ondernomen. Wij willen:

  • binnen 2 maanden een beleidsinhoudelijke nota over de problemen en de mogelijke oplossingen.
  • extra geld

Elzinga
Bestuurlijke vernieuwing is een onderwerp waar veel over te zeggen valt. In het kader van de bespreking van deze begroting is het niet zinvol om uitgebreide theoretische bespiegelingen hierover te houden, waarvan de uitkomst is dat we het onderling niet eens zullen worden. Van belang is wel dat de bestuurlijke vernieuwing er komt, of wij het nu leuk vinden of niet. Over de wijze waarop wij als Breda daar invulling aan willen geven kunnen we nog zo'n anderhalf jaar proefdraaien. Terecht geeft de commissie Elzinga aan dat het gaat om een cultuurverandering. Raadsfracties die 4 jaar lang krampachtig de posities van de eigen wethouders willen verdedigen zijn de dood in de pot voor de democratie. Voor de burger is het niet interessant. Eén maal per 4 jaar stemmen en dan niets meer te vertellen hebben doet de politiek geen goed.
Onlangs heeft Breda zich aangemeld voor een pilot bestuurlijke vernieuwing. Ongeacht de vraag of wij daarvoor geselecteerd worden, zullen wij met bestuurlijke vernieuwing aan de slag moeten. GroenLinks wil nog deze raadsperiode starten met de verdere uitwerking van een aantal ideeën, waar de raadsfracties onafhankelijker ten opzichte van het college van B&W komen te staan. Wij willen:

  • spoedevaluatie districtsgewijs werken, met discussie over de implicaties in het kader van bestuurlijke vernieuwing;
  • géén wethouders maar 'gewone' raadsleden als voorzitter van alle commissies

  • extra budget raadsfracties voor eigen expertise;
  • een lokale rekenkamer uit de raad met eigen budget en bevoegdheden.

Lees via deze link de Concernbegroting 2001 »