Het college moet samen met andere grensgemeenten een laatste poging wagen om minister Opstelten te overtuigen van de nadelige gevolgen van de invoering van een wietpas. Dat schrijft Selçuk Akinci in een brief aan de burgemeester van Breda. „De invoering van een Wietpas leidt tot een toename van de straathandel en de vermenging van soft- en harddrugs, maar pakt het echte probleem, de zogenoemde achterdeurproblematiek, niet aan.”
In een vlaag van bestuurlijke openheid, zo staat te lezen in de brief, verklaarde minister Opstelten gisteren dat gemeenten in Noord Brabant, Zeeland en Limburg de door hem opgelegde wietpas niet per se per 1 januari hoeven in te voeren, maar dat ook later mogen doen. Akinci: „Opstelten lijkt daarmee voor het eerst open te staan voor argumenten tegen de (overhaaste) invoering van de wietpas.”
Motie
De gemeenteraad van Breda heeft zich op 2 februari jl. in een motie uitgesproken tegen de invoering van een wietpas. Daarbij werd de burgemeester opgeroepen er bij de minister op aan te dringen dat voor de bestrijding van de zogenoemde achterdeurproblematiek andere maatregelen dan de invoering van een wietpas noodzakelijk zijn, waaronder bijvoorbeeld extra opsporingscapaciteit. Daarbij vroeg de raad ook om in dit dossier nog geen onomkeerbare stappen te totdat het Rijk ons de invoering van de wietpas onontkoombaar oplegt.
Overleg
De extra tijd die Opstelten nu biedt, lijkt ruimte te bieden nogmaals in overleg te treden over de zin en vooral onzin van de door hem eenzijdig opgelegde maatregel en tevens te benadrukken dat de gemeenten op zijn minst aanvullende politiecapaciteit toebedeeld dienen te krijgen, willen zij een wietpassysteem kunnen doorvoeren. GroenLinks blijft weliswaar pertinent tegenstander van de invoering van een wietpas, die zal leiden tot een toename van oncontroleerbare straathandel en verdere vermenging van handel in soft- en harddrugs, maar de fractie is nog feller gekant tegen een halfbakken doorvoering ervan.